Veel medewerkers hebben zo’n onderzoekende houding ontwikkeld, maar geen idee dat ze daarmee eigenlijk al met onderzoek bezig zijn. Juist die onderzoekende houding blijf ik stimuleren, door kritische vragen te stellen: waarom doe je dit en waarom zo? Vanuit die onderzoekende en nieuwsgierige houding, ontstaan als vanzelf initiatieven voor praktijkonderzoeken.
Even voorstellen… ZuidOostZorg geriatrische revalidatie
Opnieuw heten we een nieuwe expertisecentrum welkom in ons netwerk: het expertisecentrum voor geriatrische revalidatie van ZuidOostZorg. ZuidOostZorg is de eerste organisatie met een Topcare predicaat voor deze doelgroep in, alhoewel de naam anders doet vermoeden, Noord-Nederland. Dat maakt ZuidOostZorg – terecht - trots. Of zoals ze dat zelf zeggen: grutsk.
Topcare had een boeiend gesprek met Tineke Eelkema-Braaksma, werkzaam bij ZuidOostZorg als HBO-VVG (verpleegkundige gerontologie en geriatrie) en Hans Drenth, die als lector verbonden is aan ZuidOostZorg en de Hanzehogeschool Groningen, over ZuidOostZorg en wat deze organisatie bijzonder maakt.
Want trots, dat zíjn jullie! Maar vertel, wát maakt jullie zo trots?
Tineke: “Ik ben vooral zo trots op het feit dat we dit allemaal samen hebben gedaan. Voorheen had je het zorgteam en het behandelteam. Nu zijn we echt één revalidatieteam, waarin we met elkaar gaan voor steeds betere zorg en behandeling. We zijn echt gegroeid in wat we noemen interprofessioneel samenwerken.”
Ja, laten we het daar meteen eens over hebben. Wie ZuidOostZorg zegt, zegt interprofessionele samenwerking, maar wat houdt dat precies in?
Hans: “We weten natuurlijk dat het aantal kwetsbare, thuiswonende ouderen hard groeit. Vanuit de literatuur is bekend dat in deze complexe situaties interprofessionele samenwerking van wezenlijk belang is. We bedoelen daarmee het op basis van gelijkwaardigheid als professionals uit verschillende vakgebieden met elkaar samenwerken. Belangrijk daarbij is dat professionals over de grenzen van het eigen vakgebied heen kunnen kijken. Maar het vraagt ook commitment en een stevige professionele identiteit.”
Wat hebben jullie concreet gedaan om die interprofessionele samenwerking een boost te geven?
Hans: “We hebben op individueel en teamniveau onderzocht hoe de interprofessionele samenwerking op dit moment verloopt, een soort nulmeting. Hoe staat het met de professionele identiteit, kent iedereen elkaar, weten collega’s elkaar te vinden? Daarna hebben we een aantal interventies toegepast.”
Tineke: “Eén team is bijvoorbeeld aan de slag gegaan met de verbetering van de ochtendbehandeling. De verschillende professionals hebben gekeken hoe ze daarin samen kunnen optrekken en elkaar aanvullen. Niet behandelingen na elkaar, maar veel meer integraal tijdens de ochtendzorg. We zijn dan eigenlijk continu aan het reflecteren: waarom doen we het altijd zo, kan het ook anders?”
Hans: “Wat mooi dat je dat noemt, Tineke! Dat zou ik bijna vergeten, maar dat is misschien nog wel het meest opvallend veranderd de afgelopen tijd: het regelmatig met elkaar stil staan, elkaar bevragen, reflecteren.”
Tineke: “Ja, en het mooie is dat we dit echt met elkaar als zorg én behandeling doen. We doen dat het liefste vanuit een concrete casus: kijk eens naar je eigen rol, wat ging goed, wat zou anders kunnen?”
Bijzonder aan jullie concept van interprofessionele samenwerking is dat de cliënt ook onderdeel uitmaakt van het team.
Hans: “Dat klopt. De rol en betrokkenheid van de cliënt in het revalidatietraject is voor ons zo essentieel, dat we de cliënt en diens omgeving als onderdeel van het interprofessionele team zien.”
Tineke: “Soms is het wel zoeken hoor: hoe dan precies? We dachten bijvoorbeeld dat het heel goed zou zijn als de cliënt bij het MDO aanwezig zou zijn. In de praktijk en uit eigen onderzoek blijkt de cliënt dat veel liever aan de professionals over te laten. Tegelijk, cliënten hebben soms hele duidelijke revalidatiedoelen. Belangrijk is dat we daar echt naar vragen en nieuwsgierig naar zijn en niet zelf invullen. Om die reden hebben we nu besloten om het MDO met de cliënt samen voor te bereiden en daarna aan de cliënt terug te koppelen.”
En hoe ervaart de cliënt diens plaats in het interprofessionele team?
Tineke: “Daar zijn we inmiddels best benieuwd naar. We hebben de afgelopen maanden veel tijd en energie gestoken in het voorbereiden en terugkoppelen van het MDO met cliënt. Het is nu tijd om de cliënt weer te vragen wat ze hier van vinden.”
Hans: “Kijk, wat Tineke nu noemt, vind ik zo mooi om te horen. Het is haast een reflex geworden: we hebben iets gedaan en nu gaan we kijken hoe het er mee staat. Die reflectie en die onderzoekende houding, dat was er voorheen niet, maar nu wel.”
Tineke: “Die ruimte krijgen we ook vanuit de organisatie, dat is echt ZuidOostZorg vind ik. Ruimte om vragen te stellen, te reflecteren en te onderzoeken”
Ik hoor jullie zeggen ‘tijd en ruimte’. Dat is nu precies waar veel organisaties mee worstelen: hoe maken we in de waan van de dag tijd en ruimte voor reflectie en onderzoek?
Hans: “Een kritische en onderzoekende houding kost geen tijd en ruimte, dat is gewoon onderdeel van wie je bent en hoe je werkt, onderdeel van je vak en professionele identiteit. Natuurlijk, dat is nog iets anders dan een praktijkonderzoek uitvoeren of een literatuurstudie doen, maar daar begint het wel mee. Dat we daarvoor ook tijd en ruimte maken, heeft alles te maken met de visie van ZuidOostZorg. Als je de beste zorg wilt bieden, moet je daar ook achter staan en in investeren.”
Tineke: “Wat Hans zegt herken ik wel. Veel medewerkers hebben zo’n onderzoekende houding ontwikkeld, maar geen idee dat ze daarmee eigenlijk al met onderzoek bezig zijn. Juist die onderzoekende houding blijf ik stimuleren, door kritische vragen te stellen: waarom doe je dit en waarom zo? Vanuit die onderzoekende en nieuwsgierige houding, ontstaan als vanzelf initiatieven voor praktijkonderzoeken. Natuurlijk moet je dat dan ook faciliteren, maar die onderzoekende houding, dát is de basis.”